Zoek teksten, afbeeldingen, video's

Hallo, deze site is gebouwd door Kris Merckx. Heb je zelf digitale hulp of ondersteuning nodig als particulier, bedrijf, VZW, school of vereniging? Bel me op 0497 94 40 81

De legende van de Janshoeve

Het paard van de Janshoeve

De Janshoeve in Wulmersum werd bewoond door de familie Wouters: Franciscus (1830 - 1906), Jan-Baptist (1870 - 1934) en daarna zijn kinderen Irène, Romain (1907 - 1985), Jos en Albert. Toen de muur aan de straatkant van de Janshoeve werd afgebroken, was het Romain Wouters die zich de legende herinnerde. Hij zei: 'Wacht even. Hier zit nog iets onder de pannen.'

Tussen stukken steen en mortel, droge sprietjes van een vogelnest en spinnenwebben lag een vuil buideltje, dichtgesnoerd met een touw. Romain peuterde het open. Er kwam een klein, rond doosje uit, dik onder het stof en het vuil.

'Dat is het', zei hij. Met zijn grote geruite zakdoek veegde hij het schoon.

Het leek op een horloge, een ouderwets zakhorloge met een glas erop, maar het was dikker en er liep een koperen band omheen. Van de bodem van het doosje staken piepkleine rolletjes papier omhoog en aan vier kanten waren banderolletjes gedrapeerd waarop minuscule lettertjes stonden.

'Dit', zei Romain en zijn stem klonk plotseling plechtig, 'dit is een bezweringsdoosje.'

Hij draaide het doosje om en om in zijn handen. Dan ging hij zitten op de bank in de luwte van de poort en vertelde.

'Het is een lang verhaal. Het begint in de tijd van mijn grootvader, rond de jaren 1885. Franciscus Wouters heette hij. Mijn vader, Jan-Baptist, was toen een kwajongen. We hadden een lage Brabantse hoeve rond een vierkante koer, afgesloten door stallen en schuren en aan de straatkant deze witgekalkte muur met twee donkergroene poorten. Dat zag er hier mooi uit.

Mijn grootvader had op de markt in Sint-Truiden een paard gekocht. Dat was in die tijd een hele gebeurtenis, zo'n beetje als een auto nu. Hij leidde de glanzend bruine merrie door deze poort de binnenkoer op. Daar kwam iedereen kijken: Anne-Marie mijn grootmoeder, de kinderen, de knecht, een paar buren en de meid, een vrouwtje uit Meer. Het paard werd gemonsterd en bewonderd en dan op stal gezet. Het kreeg vers voer en fris water, recht uit de put.

Twee dagen later lag het dood. Dat was een zware klap, want verzekeringen bestonden er in die tijd niet. Het werd stil op de hoeve. 's Avonds werd het kadaver achter in de weide begraven. Een week later ging mijn grootvader weer naar Sint-Truiden, want ze hadden dat paard dringend nodig. Opnieuw kwam hij thuis met een prachtpaard. Weer kwam iedereen het bewonderen. Drie dagen later lag het paard dood.'

Romain keek op.

'Nou, toen hadden ze het wel begrepen. Het boze oog rustte op de hoeve. De kwade hand. De pastoor werd erbij gehaald en die verwees hen naar de paters van Sint-Truiden. Om een lang verhaal kort te maken: er kwam een pater. Die bezocht, Latijnse gebeden prevelend, ieder plekje van de hoeve, hij overlas bewoners en dieren, sprenkelde kwistig met wijwater, gaf nog wat goede raad en haalde uiteindelijk dit tevoorschijn.'

'Nou, toen hadden ze het wel begrepen.
Het boze oog rustte op de hoeve.
De kwade hand.

Hij hield het doosje op zijn vlakke hand.

'Een bezweringsdoosje. Ze moesten het boven de inrijpoort verstoppen. De vrouw met het boze oog zou dan nooit meer binnenraken en de ongelukken zouden vanzelf ophouden. Want dat had de pater onmiddellijk uitgemaakt, de ongelukken waren zonder enige twijfel te wijten aan de kwade hand. En natuurlijk was een vrouw daar de oorzaak van. Dat kon in die tijd gewoon niet anders.

Er werd een derde paard gekocht, het werd - precies volgens de voorschriften van de pater - achteruit de stal ingeleid en gekluisterd op de aangeduide plaats. De rest van de dag werd er slechts fluisterend gesproken en iedereen liep op zijn tenen. Er gebeurde niets.

's Anderendaags, vroeg in de morgen, hoorden ze roepen. De meid stond voor de poort en riep dat ze niet binnenkon. Een uur lang heeft ze daar gestaan, geschreeuwd en gedreigd, maar ze raakte niet door de poort. Het was niet fraai wat ze riep, maar het baatte zoveel als pleisters op een houten been. Dan is ze weggegaan en nooit meer teruggekomen.'

Zwijgend keek Romain in de verte.

'Een leuk verhaal', zei ik. 'Een typisch voorbeeld van het bijgeloof in die tijd.'

'Ja', knikte hij. 'Bijgeloof. Natuurlijk noem jij het zo. Ik heb het altijd voor waar horen vertellen. Van mijn eigen vader. Wij geloofden daar nog in. Maar nu… ik weet ook het niet meer zeker. Alles is veranderd. Misschien bestaat het boze oog niet meer, gewoon omdat de mensen er niet meer in geloven.

Achteraf hebben we het bezweringsdoosje geopend. We haalden het losliggende glazen dekseltje eraf en probeerden de opschriften op de vier banderolletjes te ontcijferen, maar de lettertjes waren zo klein en onduidelijk dat we een loep moesten gebruiken.

Toen lazen we op de eerste banderol: Heilige Coleta.

Ik draaide het doosje een kwartslag naar links: W. van Heilig Bloed.

Dan: Agnus Dei.

En op de laatste: Paeschnagel.

Het reliekdoosje

Ik wist dat een paasnagel elk van de vijf nagels van wierook is die op paasavond in de paaskaars wordt gestoken in de vorm van een kruis. En Agnus Dei is het Lam Gods. De heilige Coleta wordt (volgens de geraadpleegde encyclopedie) aangeroepen als patrones van een voorspoedige bevalling. Wat zij met een bezwering te maken heeft…? En ook de W. van Heilig Bloed is ons nog altijd een raadsel.

Daarna peuterden we met een speld voorzichtig een van de rolletjes papier los. We hoopten een paar echte duivelsbezweringen te vinden, misschien wel in het Latijn. Vade retro, Satanas!

Vade retro, Satanas!

Er zat goud op de snee, maar toen we het rolletje los wikkelden, stond er niets op. Ook de volgende rolletjes waren leeg. We hebben het doosje in zijn oorspronkelijke staat hersteld. Het wordt in de familie als een relikwie bewaard.

Paul Kustermans

Contacteer ons nu