Zoek teksten, afbeeldingen, video's

Hallo, deze site is gebouwd door Kris Merckx. Heb je zelf digitale hulp of ondersteuning nodig als particulier, bedrijf, VZW, school of vereniging? Bel me op 0497 94 40 81

De dagen voor Kerstmis

Het was grauw en nat en ik ging naar boven, de kerkstraat omhoog en dan door het padje naast de kerk naar de winkel. De nevel hing die dag zo dik over het dorp alsof de Lieve Heer hier boven met volle geweld op de wolken was gaan liggen en met zijn moede kop erop in slaap was gevallen. Zo dik hing het, ge zag geen hand voor ogen. Ik liep naar de winkel van Anny juist achter de Dieperik. Iedereen bleef binnen in huis, want buiten kon ge niet veel gaan doen. Ik weet niet wat ik toen ging halen in de winkel. Het kan al even goed een pak suiker als een fles jenever geweest zijn, maar naar alle waarschijnlijkheid heb ik bij Anny naast haar toog in de stripverhalen zitten kijken. Er waren Rode Ridders, Suskes en Wiskes, Robert en Bertrands en Dag en Heidi's... kort gezegd alle goei strips waar we de avonduren mee vulden in het laat van de herfst en de putten van de winter. Wat kan een mens al doen op zo'n dag? Ik zette me in de zetel in de keuken en las. Ons moeder breide haar dag aan elkaar met het een na het ander: het melken van de koeien, de varkens voederen, eten maken, strijken, wassen en plassen, kousen stoppen enzovoort enzovoort en nog zo van alles. Ons tante leek eeuwig in de weer met de afwas en de opruim. Onze pa die vond wel altijd iets om hem buiten mee bezig te houden, tot de avond viel.

Onder de kerstboom in de plek stond een kerststalleke, maar lagen geen cadeautjes. Iedereen kocht voor iedereen bij ons thuis en eenieder verstopte zijn pakskes. Met zoveel ruimte als bij ons thuis was dat niet echt een probleem. Alleen ons vader deed daar niet bewust aan mee. Ons ma en tante zorgden ervoor dat hij iets in zijn handen geduwd kreeg om aan de anderen te geven. Wij als kinderen zorgden er dan weer voor dat hij op het juiste moment cadeautjes in zijn handen geduwd kreeg om aan ons ma te geven. Hij was al even verbaasd om de inhoud ervan te zien, als ons moeder zelf.

In het houten kerststalleke stonden plastieken figuurtjes die ge eens ze in hun stal moesten gaan staan, op een groen en al even plastieken plaatje moest vastpinnen. Na driekoningen werden ze weer van hun voetstuk gehaald en in een geel verkleurde plastieken plaat geduwd die op haar beurt in een kartonnen doos werd geschoven en naar de kleine zolder verhuisde. Midden in dat geheel lag de pasgeboren Jezus met een elastiek op zijn kribbe vastgebonden. Voor het stalleke stonden een paar plaasteren beeldjes van herders. Ons ma drukte op ons hart dat we daar heel voorzichtig moesten mee zijn.

In de kerk van de Goddelijke Zaligmaker stond een kerststalleke waar de kleine Jezus pas bij de middernachtmis op kerstavond ingelegd werd. Maar bij ons thuis mocht hij er al wat gaan in rusten een paar weken voor zijn geboorte, vanaf het moment dat de boom werd uitgestald. Anders was het gesteld met de drie koningen. Die mannen, niet zo buiten proporties als de goliaths van herders, mochten pas na Nieuwjaar bij de stal gaan staan. Tot die tijd stonden ze met een gezicht naar de muur gedraaid op de schouw. Ze mochten nog niet bij de stal. Dat was een ongeschreven wet van ons moeder. Per slot van rekening waren in het Bijbelverhaal die mannen ook een pak later aangekomen. Zeg nu zelf, met zo'n plat kind in huis loopt ge als serieus mens toch ook niet direct de deur plat en al die wierook, gezond kan dat niet zijn voor zo'n kleine. Ik kan nog verstaan dat dat voor de herders een heel ander affaire was. Die gingen met hun schapen naar hun stal en zagen daar plots een kleine in de eetbak van hun lammekes liggen. Het is toch normaal dat die mannen op zo'n moment geen cadeau bij hadden en verbouwereerd buiten bleven staan.

De vlammende ster van Bethlehem

Ons ma hield van de kleine dingen. Zoals die plaasteren herdertjes. Zo had ze ook een speciale band met een zilverkleurige kerstbal in de vorm van een uil. Zijt voorzichtig, kon ze niet genoeg zeggen, en dat waren we, want hij is na jaren nog altijd heel.

Maar als klein kind was ik helemaal weg van een klein wit kaarsje in de vorm van een sneeuwman dat elk jaar opnieuw zijn plaatsje kreeg onder de kerstboom. Het stak zo mijn ogen uit. Hoe schoon zou het toch niet zijn om die eens een keer te zien branden? Het licht uit en met een kretskestak ik dat manneke aan. Schoon was het inderdaad als ons ma haar zilveren slingers een opslag der ogenlater in de fik stonden. Ik weet niet meer hoe oud ik toen was en hoe ik de vlam uit de pijp kreeg. Maar als de brand was geblust, had ik wel de tegenwoordigheid van geest om de slingers zo rond de boom te draaien dat de verbrande stukken langs de achterkant van de boom hingen. Ons moeder stelde pas na Driekoningen tot haar verbazing vast dat er verkoolde slingers in haar boom hingen. Ze heeft het nooit geweten hoe dat was gekomen. Mijn gezicht stond op veranderlijk toen. Ik gebaarde van krommenaas. Allé, hoe komt dat nu?

Boete onder de kerstboom

Peter en ik waren misdienaar. Werk had je dan wel, zeker als ge het een beetje serieus opnam of gezien uw thuis niet anders durfde. Pastoor Hoegaerts deed mis op maandag-, dinsdag- en vrijdagavond. Telkens twee missen na elkaar, omdat hij vond dat hij het niet kon maken om twee jaargetijden in één enkele mis te duwen. De mensen betalen voor een mis, en dan krijgen ze ook een mis, zo zei hij thuis eens aan de keukentafel. Hij vond het niet kunnen dat, neem nu, de pastoor van Kumtich (hij zou het hem nooit in zijn gezicht hebben durven zeggen) in één mis meerdere jaargetijden stopte. Dat is zoals de mensen twee of meer keer voor hetzelfde laten betalen. Dat is iets voor politiekers, maar niet voor een pastoor. Kon ge hem ongelijk geven? In de praktijk kwam het er op neer dat die twee missen vlak na mekaar vielen. De eerste begon om zeven uur 's avonds en duurde op en al twintig minuten, want gedurende de avondmissen, deed hij geen preek. De volgende startte direct daarna en de meeste mensen bleven gewoon zitten, daar vanachter op het koor. Peter en ik zaten van achter, achter een beeld op twee lage kerkstoelen met rodewijnkleurige zitsels. Achteraan links als ge naar het retabel kijkt. Op een paar meter voor het retabel stond ook het weekaltaar waar achter de pastoor plaats nam.

De lage stoeltjes, ideaal om op latere leeftijd een hernia te kweken, hadden achter het zitvlak een gleuf waarin een kerkboekje met een al even bordeauxkleurige kaft stak. De mensen namen dat uit hun stoel om de liedjes zoals “Zoals een hert verlangt naar stromend water” mee te kunnen zingen. Heel de top tien stond erin zoals “Waar men gaat langs Vlaamse wegen...” en “Te lourdes op de bergen” (dat eigenlijk dezelfde melodie heeft als “Zie ginds komt de stoomboot”), maar “zoals een hert” was toch mijn persoonlijke favoriet.

Op zeker moment, het was niet meteen een doordachte en weloverwogen beslissing, trok ik Peter zijn boekske uit zijn stoel. Hij zag meteen in dat dat een leuk spel kon worden en griste mijn boekje weg. Niet dat ik de fout bij hem moet steken, want ik had kunnen weten waaraan ik begon. Zo ging dat over en weer die maandagavond. Wat begon om tien over zeven, duurde voort tot het einde van de mis. Ik zijn boekje, hij mijn boekje. Op dinsdagavond dachten we met hetzelfde spelletje te moeten beginnen en dat deden we ook.

...de derde dag verrezen uit de doden;die opgevaren is ten hemelen zit aan de rechterhand van God,zijn almachtige Vader.Vandaar zal Hij komen oordelen...

Halfweg zijn geloofsbelijdenis draaide de pastoor een kwartslag naar rechts en sneerde met een vuile blik:

Is het nu bijna gedaan!

Mijn gezicht verkleurde op slag al even wit als mijn superplie (dat is het witte “overhemdje” dat misdienaars over hun rode toog dragen). Thuisgekomen ben ik met mijn handen gevouwen als van een engelenbeeldje, op mijn knieën voor het kerststalleke gaan zitten.

Lieve Jezus, maakt dat mijn ma dat niet te weten komt.

Ik legde mezelf een boetedoening op van een stuk of tien weesgegroetjes en en handvol Onze Vaders en hoopte dat daarmee de kous van de absolutie af was. Maar toen ik de volgende dag van school thuiskwam, kreeg ik een sermoen van ons moeder. Yvonne, zo'n beetje de vrouwelijke koster in de kerk, was melk komen halen en die had haar mond natuurlijk niet kunnen houden. Zo ziet ge maar dat zelfs Onze-Lieve-Heer hier boven niet altijd bij machte is om zijn vrouwvolk te doen luisteren. Yvonne heb ik nooit meer kunnen verdragen, mij in de dagen voor Kerstmis zo'n streek lappen. Een schoon cadeau, merci.

Vogels

Als we dan op Kerstmis na de noen de lang verwachte cadeautjes hadden uitgedeeld, en ons tante alle cadeauverpakkingen weer netjes had ingepakt, kwestie van te recycleren, schoven we met onze voeten onder tafel, voor een gang of vier vijf aan gerechten. Kalkoen met druivensaus en rosbief met champignonsaus of kalfstong met tomatenchampignonsaus en daarna kerststronk van het IJsboerke of VDB... Als dat alles naar binnen was gewerkt, kon onze pa nog altijd aan al dat geweld ontsnappen door naar de vogeltentoonstelling te gaan in het zaalke van de Korenbloem.

Dat was misschien wel de reden waarom zoveel mannen in het dorp een gans jaar in de weer waren met vogels kweken. Hoe raakte je anders op kerstdag op café?

Kris Merckx - 30/11 - 1/12/2017

Contacteer ons nu