Zoek teksten, afbeeldingen, video's

Hallo, deze site is gebouwd door Kris Merckx. Heb je zelf digitale hulp of ondersteuning nodig als particulier, bedrijf, VZW, school of vereniging? Bel me op 0497 94 40 81

De Wildeman

Wie het voetpad aan de Dieperik volgde en de kleine stenen brug over de beek overstak, kwam in geen tijd op de Heerweg. Daar trokken in vroeger tijden de legers van het Keizerrijk voorbij en later nog zoveel andere meutes soldeniers en roversbenden. De weg bracht gewin, maar even zeer oorlog en ontij. Daar waar het voetpad de heerbaan kruiste, lag herberg De Wildeman. Op het uithangbord aan de gevel stond een man geschilderd, gekleed in leeuwenvel en met knoestige knuppel in de hand, alsof hij in al zijn ruwheid en in zijn eentje het dorp en kerk kon beschermen tegen roverij en muiters. Zoals in de oude sage van de herberg op de grens van het dodenrijk: wie nog iets goed had te maken vooraleer onder de ogen van de Allerhoogste te verschijnen, kon hier, de laatste zonden en verdoken geheimen opbiechten. Plezanter was dat in ieder geval dan dit op je knieën in de kerk te moeten doen en onder de neus van de pastoor. Misschien had Aart Bastaerts daarom wel die naam voor zijn herberg gekozen, op de hoek van een weg die aan de ene kant richting kerk leidde en aan de andere kant uitgaf op een weg die zoveel miserie en oorlogsleed met zich had meegebracht. Daar op de grens van hel en hemel, kon ieder met een bezwaard hart of gemoed zijn verhaal wel kwijt.  

Hier, in De Wildeman, dronk een mens met een last op het gemoed, bier van Jan Peyssens. Hij had zijn brouwerij dicht bij de beekkant, op de boek van de hoofdstraat en de weg naar de Noordelijke Berg, waar jaarlijks op de dag na de Verrijzenis, de grote processie richting velden trok. Het bier had een zure afdronk, maar dat vergat je snel als het na een drietal stevige geuten de troebelen in het hoofd verlichtte. 

Op zijn weg van de kerk naar huis, zou de koster, Michael Koninckx, zelden De Wildeman overslaan. Alsof hij Petrus heette en daar kwam zien wie het waard was om voor de Heer te verschijnen of voldoende van zonden verlost. Het bier bracht in hem verhalen naar boven die hij anders, zeker in het bijzijn van zijn vrouw, liever weer inslikte. Al was hij geen chirurgijn of geneesheer, toch kon hij elkeen met een ziek kind of hoevedier wel de juiste raad geven. 

“Tuitio Fidei et Obsequium pauperum” 

Zo had de baljuw van de Orde van Malta in de hoeve van Bosschellen hem geleerd. 

“Alles voor het geloof en hulp aan behoeftigen” 

Elke zondag trok Koninckx samen met de onderpastoor naar Bosschellen om er de mis op de dragen in de kapel. Afgelopen zomer bleek de kapel te klein om aan ieder plaats te bieden. Een Spaanse generaal en twee Italiaanse regimenten lagen er op logement. Het gerucht ging dat de verdorven ketters van het protestantisme onderweg waren over de heerbaan. De angst en onrust in de harten van de inwoners nam toe. De toren was nog niet veel eerder in de vlammen opgegaan na een doortocht van een leger. Staats of Spaans, wie zal het zeggen. Koninckx was er als eerste bij om de brand te helpen blussen, maar er was geen 15 beginnen aan. Velen hadden geholpen om van aan de bron in de Dieperik of de waterpomp aan de hoofdstraat in houten emmers en schepzakken water aan te dragen. Maar de torenspits zakte onder luid gekraak in. De hoofdbalk viel met zwaar gedreun op de toren die letterlijk van boven tot onder scheurde. Het was niet de eerste keer en, god mocht het weten, misschien wel niet de laatste keer dat dit zou gebeuren. Ook al stond de toren er nog steeds als een zwart geblakerde schim, het weerhield de mensen van de Dieperik en de rest van het dorp niet om er elke zondag en vaak ook tijdens de week de mis bij te wonen. 

De baljuw van de orde van Malta, hoeve Bosschellen.

In De Wildeman zag hij de koopmannen die van her en der te lande over de heerweg trokken, soms te voet, soms met ossenspan en een enkele keer wel met paard en kar. Hij herinnerde zich nog levendig die man van Hoegaarden wiens broer al jaren ziek te bed lag en waar geen enkele remedie scheen te helpen, noch van heks, noch van pater, noch van offer of van kaars. Hij had hem aangeraden de zieke de daaropvolgende zondag naar de kerk te voeren. Liggend op drie uitgerolde schoven stro op de kar en in banden gewikkeld, kwam de kreunende arme man met een van pijn doorkropen gezicht, verkrampt en rillend van de koorts aan. Met drie vier man hielpen ze hem de kerk in. Daar voor het altaar in het midden van het Heiligdom gekomen, klaarde als bij wonder het gelaat van de zieke op. Hij ontdeed zich van zijn wikkels en banden, dankte de Heer en keerde gezond en wel naar huis. 

Zo diep zat dat gebeuren in Koninckx gebrand dat hij het na elke derde pot bier in De Wildeman weer opdiste, als er 16 weerom een koopman met kar en gespan halt hield om het stof uit de ruwe keel te schrapen. 

Voor zeker, was dit waarachtig en klaar. Daar bestond geen twijfel over. Mirakels schoten hier in de kerk uit de grond als krieken aan de boom in de hof van zijn peetmoeder in de Dieperik. Hij vertelde ze aan zijn kinderen en later aan zijn kleinkinderen. Aan de vooravond van de oorlog en de Grote Brand vertelde hij het nog aan zijn kleinzoon Arnold. Het zou de laatste keer zijn dat Koninckx het verhaal nog kon vertellen. 

Hij zag ook die andere wonderlijke gebeurtenis nog voor ogen, als had het zich gisteren voorgedaan. Terwijl hij in de toren de klokken luidde, voelde hij door de torenramen een opstekende wind. De lucht in het westen kleurde grauwgrijs en het gerommel van donder in de verte voorspelde een naderend onweer. Beneden in de middenbeuk gekomen, lichtte het gewelf kort, met wild geflikker, op onder het weerlicht. Op de zoldering, nog steeds zwart geblakerd door de laatste brand, verschenen als uit het niets drie regels tekst. Ze lichtten op zoals het kaarslicht in de zijkapel in de avonduren. Hij riep pastoor Sambeeck alsook de wethouders die in de hoeve aan de kerk vergaderden, erbij om zich ervan te vergewissen dat hij zich niets inbeeldde. Geen van hen begreep of kende de taal waarin de tekst was geschreven: 

UVPRFGYBPHFDH
RZABZVARZRBQR
QVPBFRHFNAPGVSVPB            

Sambeeck kraste de letters een voor een met een griffel in een lei. Een half uur later verdwenen de regels tekst even plots als ze verschenen waren. Sambeeck en Koninckx hadden elkaar aangekeken. Dit kon geen toeval zijn. Het was een teken waaraan ze gevolg moesten geven.  

Lees hoofdstuk 8

Contacteer ons nu